Snelle snor

Op vakantie lig ik vaak wakker, wakend met de zaklamp binnen handbereik, het laken opgetrokken. Het helpt niet dat ik eerst de kamer op spinnen, muggen, pissebedden en andere kruip- en vliegdiertjes controleer. Ik weet wat er kan gebeuren. We waren hier vorig jaar ook.
Ik zag toen zoiets als een bewegende zwarte snor, zoals die van Zappa, over het plafond snellen. Ik weet dat ik niet droomde en dat deze “snelle snor” er wellicht nog ergens zit.
De gedachte dat ze ’s nachts op mijn gezicht zou kunnen vallen houdt me wakker. Ik moet er niet van weten. Niet dat ik iets tegen Frank Zappa heb, het is de wel erg levendige Italiaanse lookalike van zijn snor die mij doet gruwen. Zappa zelf zat snor.

Ik verschuil me achter mijn partner (M/V) als achter mijn persoonlijke Atlantic wall.
Zij ligt aan de kant van het open venster en beschermt mij tegen “wat vliegt daar”-binnen ?
Zelf geeft ze er niet om. Zij kan moeiteloos in diepe dromen wegglijden zonder zich nog te bekommeren van hetgeen rondom haar gebeurt. Haar motortje slaat altijd onmiddellijk aan. En dan snort haar ademhaling sonoor zonder snurken, terwijl ze mij meer dan eens verrast met imitaties van geluiden uit het dagelijkse leven. Horen we overdag een drilboor op een werf werken dan kan zij die in haar dromen met akelige perfectie imiteren. Geroezemoes in de straat, ik veer recht om te zien of het geen inbrekers zijn die plannen smeden, en stel vast dat zij al slapende meerdere stemmen tegelijk evoceert. Op de juiste manier gedempt, even onverstaanbaar. Computerblieps, stappen op de trap, het schijnbaar schrapen van een muis tegen het hout, telkens is het vals alarm want als ik rechtop ga zitten hoor ik dat zij naast mij onbewust en op onnavolgbare wijze bijna elk geluid al slapende kan nabootsen.

Natuurlijk mag ik niemand vertellen dat zij dat doet. Vandaar de (M/V) een paragraaf hoger bij partner. Het betekent in dit geval : (Maîtresse/Vrouw). Mijn vrouw heeft liever dat ik doe uitschijnen dat ik met een maîtresse op vakantie ben dan dat ik vertel hoe zij op creatieve wijze in en uit kan ademen. Ik had nooit kunnen vermoeden dat ik met zo’n simpele smoes een maîtresse kon hebben.

Deze nacht kan ze weer vele geluiden assimileren. In de wijgaarden buiten het venster leeft de dierenwereld zich ongestoord uit in een dol orgastisch nachtconcert. Vogels zingen en tsjirpen in stemmen en akkoorden die je in de stad nooit hoort. Het lijken gesprekken in vogelzang. Ik vermoed dat het insecten zijn die de parlando opvullen met zoemen en sissen. Nu en dan zijn er klikkende klakkende geluiden en kreten die je niet kan toewijzen. Tenzij de hond die blaft op een verre boerderij of de drum ’n bas van de padden aan de vijver dichterbij.

Wanneer de zon ’s morgens onze kamer binnenstroomt is mijn vrouw volledig uitgerust en gaat stil naar beneden koffie zetten om mij met het aroma te wekken. Badend in zweet en licht hou ik nog even de ogen dicht. Een zucht van rust nu de vreemde nachtvogels zeker verdwenen zijn. Tot er een echte vogel de slaapkamer binnen vliegt. Het is een zwaluw die te kort door de bocht ging. In het zwembad duiken ze ook over je hoofd maar daar zie je ze van ver komen. In de slaapkamer lijkt het Batman die binnen duikt. Van zo dichtbij en gefilterd door het licht lijkt ie van een doorschijnend groen. Geloof maar niet dat ik dat klapwiekende dier rustig van op mijn bed zit te bekijken. Ik ben zoveel groter, maar toch duik ik roepend om hulp de dekens onder. Vrijwel onmiddellijk stond mijn vrouw boven, en met gespeelde ernst maant ze de zwaluw terug buiten te gaan spelen en mij met rust te laten.

Kon ik mijn huis maar meenemen op vakantie. Alleen maar voor veilige nachten. Overdag mag gebeuren wat wil, ben ik razend nieuwsgierig, ga ik elke confrontatie aan, zoek het avontuur en het onbekende, maar wanneer ik ’s nachts slaap wil ik niet dat er ongedierte in mijn buurt kan.
Absoluut vermijden kan je dat nooit. Zelfs het meest hygiënische huis herbergt gemiddeld 1500 spinnen. Hoe meer je er doodt hoe meer er bij komen, want dan blijft er meer eten over voor de rest die dan meer eitjes kunnen leggen, enzovoort… De een zijn dood is de ander zijn brood. Ook bij spinnen. Maar waar ze dan zitten wil ik echt niet weten.

De volgende nacht zit ik op het toilet. Minder dan een meter voor de pot staat de douche. Knikkebollend zit ik naar de vloer te kijken. Mijn lichaam ledigt zich op automatische piloot. Tot ik al even automatisch recht veer: mijn adem is afgesneden en ook de rest stopt alsof er een onzichtbare kurk is in geploft. Vlak voor mij schiet de snelle snor van vorig jaar voorbij, rondt de bocht van de douchebak en duikt in een gaatje, niet groter dan een luciferkop, in de siliconen dichting van de douche. Ik heb geen tijd om mij af te vragen of hij snel met gel zijn haren achteruit strijkt om beter in een gaatje de helft smaller dan hijzelf te glijden. Hij is gitzwart, vier centimeter groot en harig als een Afghaanse windhond.

De gedachte aan de windhond brengt mij terug naar het toilet. Ik doe wat ik nog moet doen en vlucht vervolgens met grote passen naar bed terug, onder de lakens. Dit is te warm. Ik plooi het laken als een nonnetjeskap rond mijn hoofd en hap naar adem. Dit wordt weer een slechte nacht. Hoe hou ik mijn vakantie in balans als ik vlucht voor een diertje ter grootte van een snor?

Het duurt een hele tijd voordat ik weer mijn nuchtere zelf ben. De nooit aflatende denker, de wetenschapper in het diepst van zijn gedachten die nooit de gelegenheid kreeg zich aan de wereld te tonen. De verlichte geest die uitvindingen bedacht decennia voor de wetenschap zijn eerste testen deed. Neem alleen maar het onzichtbaar maken. Ik was geen vijf jaar toen ik in de kelder bij de distilleerkolven van mijn vader zat te dromen van een formule die mij onzichtbaar kon maken en wat ik dan allemaal zou doen. En kijk, nu pas zijn Amerikanen en Engelsen samen aan een cloaking device aan het werken dat kleine voorwerpen onzichtbaar moet maken. Kleine voorwerpen, ik wou niet minder dan mezelf onzichtbaar maken. Soms denk ik dat ik daar in ben gelukt zonder dat ik het zelf weet, wanneer men mij weer eens niet ziet staan.

Maar mijn vroegere uitvindingen leiden me af van de vraag of ik hier weer een nieuwe diersoort heb ontdekt? Ik ben vertrouwd met de Lithobius forficatus, die gewone stervelingen kennen als Centipede of Hundertfüsser. Maar deze snor kan geen familie zijn van de duizendpoten. Met al hun poten zijn die eerder traag, zeker als ze een coördinatieprobleem hebben of er zowel links- als rechtsvoetigen tussen zitten.

Deze snor is wellicht het snelste dier ter wereld. Mijn bewijsvoering is al even simpel als praktisch en dus uiterst geschikt om op zulke momenten de geest bezig te houden en tot conclusies te komen. Ik reken voor: Usian Bolt loopt 51 keer zijn lengte in 9,58 seconden. In diezelfde tijd loopt de snelle snor 71 keer zijn eigen lengte. Wie is er dan het snelst?

Misschien moet ik toch in naam van de wetenschap dit diertje trachten te vangen, want mijn vaststellingen waren niet op een ideaal moment uitgevoerd en min of meer uit de losse pols geschat. Is mijn snor werkelijk 4 cm lang? Ik bedoel uiteraard de Lithobius Zappa. Is de afstand die ik hem langs de douche heb zien lopen exact 90 cm? Wie weet heb ik hem minder dan 3 seconden zien lopen? Als je daar ’s nachts met je broek in je handen en je kak in sur place een snelle snor hand gestopt moet chronometreren kan ik begrijpen dat die tijd niet gehomologeerd wordt door het Olympisch Comité. Ik geef hem de voorlopige werknaam Lithobius Zappa, maar wie weet wordt onze snelle vriend wel naar zijn ontdekker genoemd, zoals het ei naar Colombus?

Bij dat vooruitzicht wip ik terug uit bed. Met mijn zaklamp speur ik de vloer af. Zal ik beneden in de keuken lokaas halen? Wat eet zo’n snor? Alles wat het hoofd eet waarop ze kleeft? Ik ril bij de gedachte. Misschien helpt het als ik op de vloer stamp? Mijn hart bonst wetenschappelijker dan anders, want niet lang nadat ik ritmisch op en neer spring schiet de snor snel uit zijn schuilplaats. Al springende besef ik dat ik nog geen bokaaltje heb genomen met een groen blaadje in en een celofaantje waarin op voorhand gaatjes zijn geprikt zodat onze vriend in gevangenschap kan ademen, ook al is het maar heel tijdelijk, en alleen voor onderzoek, om de mensheid die denkt dat dieren alleen maar uitsterven met een nieuw exemplaar te verblijden.

Als een razende schiet de snor heen en weer, telkens gevangen door het licht van mijn zaklamp. Ik moet steeds verder met mijn benen uit elkaar springen om hem niet te verpletteren. Mijn vrouw schiet wakker en kijkt verschrikt naar mij. Volgens haar sta ik paniekerig te springen, maar zij weet niet dat ik op het punt sta een nieuwe paragraaf te schrijven onder de evolutieleer van Darwin. Al springende wil ik het haar uitleggen en schijn met de lamp in haar gezicht. Zij roept: “zot!”; ik schrik en spring…op de snelle snor. Nog voor dit uitzonderlijke diertje aan de wereld kon worden voorgesteld is het uitgeteld. De snelle snor kleeft aan mijn pantoffel. Ik voel me geen held.
8/7/2010

Noot: Nergens op het net staan er al foto’s van deze zogenaamde “snelle snor”.
Om u toch een idee te geven heb ik er een in Photoshop gemaakt.

Dit bericht is geplaatst in Dagklapper. Bookmark de permalink.