Fodie en Glodie en het visje dat niet kon zwemmen

Fodie en Glodie zijn Fons en Gloria. Ik schreef voor hen een aantal verhaaltjes voor bij het slapengaan.

“Zie je dat goudvisje daar, het hangt recht naar beneden in het water en zijn mondje gaat open en toe”, zei Glodie.
“Oh ja, het spijt me”, zei de man van de dierenwinkel. Ik had dat visje al eerder moeten wegdoen. Soms gebeurt het dat visjes niet kunnen zwemmen.”
“Dat kan niet”, zei Fodie fel. “Visjes wonen in het water en kunnen dus zwemmen, vogels wonen in de lucht en kunnen dus vliegen.”
“Maar als ze nu een vleugel gebroken hebben” zei Glodie terwijl ze haar handjes zijwaarts in de lucht stak en in het rond trippelde, de ene arm waaierde uit de andere hield ze strak tegen zich aan.
“Vogels kunnen nog altijd op de grond rondtrippelen, maar visjes kunnen alleen zwemmen.”
“Ik wil dat visje, papa. Mag ik dat visje, ik kan het genezen”.
“Ik zou dat niet doen, meneer”, zei de verkoper.
Glodie en nu ook Fodie keken hun papa aan met hun hoofdje schuin
en een beetje trieste ogen. “Alsjeblieft, papa…. Mag het?”
“Doe toch maar dat visje dat niet kan zwemmen”, zei papa.
De verkoper viste het met een netje op en stak het in een plastieken zakje dat gevuld was met water.
“Hij kijkt naar mij” zei Glodie blij. “Ik ga hem Goudie noemen, dan weet iedereen
dat het ‘t visje van Glodie is.” “En van gouden Fodie”, vulde Fodie aan.

Thuis bleef Goudie in zijn bokaal hulpeloos rechtop in het water hangen.
“Dat houdt ie nooit vol”, wist Fodie. “Ik heb een idee om hem te helpen”
“Weet je nog, als er een pakje van de post komt zitten er in het doosje ter bescherming witte zacht stukjes. We hebben die in de keuken eens allemaal in de lucht gegooid en we zegden dan dat het sneeuwde”.

Er stond nog een doos vol in de kelder. Een voor een bekeken ze de witte stukjes.
Het ene was te groot, het andere te lang, en vooral… de meesten waren volledig gesloten. Fodie wist dat ze op het water bleven drijven, maar om zeker te zijn deed hij nog even de test. Een voor een visten ze de stukjes er uit. Pas een van de laatste stukjes die hij uit het water viste was perfect, mooi rond, met een gat in het midden ter grootte van de hals van de goudvis. Dit kan een zwemband zijn voor Goudie.
“Mag ik die eerst in goud spuiten”, vroeg Glodie. “Laat ons eerst maar Goudie redden. En als dat met deze zwemband lukt kunnen we nog altijd aan opa vragen of hij die spuitbus met gouden verf meebrengt.”

Het was niet makkelijk om dat ringetje, als een kleine zwemband rond het goudvisje te trekken.
Zijn vinnen mochten niet beschadigd worden. Dan moet het maar langs zijn kopje. Het zwembandje spande een beetje, maar bleef daardoor goed op zijn plaats zitten.
“Misschien is zijn staart te zwaar, want hij blijft nog altijd rechtop in het water hangen”.
“Misschien, maar ik zie hem niet meer naar lucht happen. Ik denk dat hij zich goed voelt zo. We hebben hem gered, Glodie. Maar ik heb nog een idee. Weet je nog die bloemenwinkel waar we eens een ballon kregen die maanden later nog altijd tegen het plafond hing?
Als we die nu eens leeg laten lopen tot er nog maar een klein ballonnetje overblijft
en dat binden we dan aan zijn staart…”
Goudie straalde met zijn zwembandje en ballonnetje.
Op woensdag kwamen de vriendjes kijken.

De papa van een van de kindjes werkte bij de krant.
En zo kwamen Fodie, Goudie en Glodie met foto in de krant.
“Goudie het visje dat niet kon zwemmen. Met naast hem Fodie en Glodie die hem gered hadden, zodat hij nu zoals elk visje kon leren zwemmen”.

Weken gingen voorbij en Goudie zwom rondjes in zijn bokaal, geholpen door het ballonnetje en het zwembandje.
“Heeft hij nog niet genoeg geoefend, straks gaat hij het nooit leren”, zei Glodie en met de hulp van Fodie deden ze het zwembandje uit. Ze legden het aan de kant voor als het toch nog zou mislopen. Maar Goudie zwom verder. Hij trok zelfs een spurtje in het water.

“Als hij ook zonder ballonnetje kan zwemmen kunnen we hem in de beek in het park zetten, dan leert hij vriendjes kennen en jagen en alles ontdekken wat er onder water leeft en misschien vindt hij een vriendinnetje?”

Ze namen een netje mee om Goudie terug uit het water te vissen mocht het niet lukken met het zwemmen.
“Dit moet lukken”, zei Glodie, want dit is ander water dan in het bokaaltje. “Dit is levend water, dit is de natuur” zei Fodie “en zo is het goed.”

Ze lieten hem vrij daar waar het beekje zo smal was dat Fodie er over kon springen. Dan konden ze Goudie volgen. “Hij zwemt, hij zwemt..!” riepen Glodie en Fodie samen.
Er passeerden wandelaars achter hen en die zeiden tegen elkaar: “wat doen die druk over een visje dat zwemt, zeg.”
Zij wisten niet dat Fodie en Glodie dit visje, hun Goudie, het visje dat niet kon zwemmen, hadden gered.

 

 

Dit bericht is geplaatst in Fons, Gloria en Otto. Bookmark de permalink.