PROSIT CORONA

Het lijkt misschien cynisch om vandaag op de gezondheid van Corona te klinken, maar dat heeft de mens altijd al gedaan. In mijn studententijd was Corona de verzameling van schachten en anciens, de commilitones en commilitoneskes, die samen de studentenclub vormden.
‘Prosit Corona’ riep de praeses, wat niet meer betekende dan “schol, mannen”.
Die mannen riepen dan terug ‘prosit senior’, oftewel ‘schol chef”, want de praeses was de chef, de baas voor een jaar.

Ik was het baasje dat het via een cantus gezellig moest maken. Maar ik mocht niet zo maar beginnen zingen. ik moest wachten tot de praeses riep : “Cantor, ad cantandum verbum habes”. ‘Zanger, je krijgt het woord om ons te laten zingen’.
Nu begrijp ik  dat. Omdat ik het neerschrijf en lees. Maar toen keek ik naar een teken van de praeses zonder te luisteren naar wat hij zei. Wellicht zenuwachtig dacht ik toen:’ ‘ja, ja, het is al goed met uw Latijn. Bla, bla, bla.’ En ik begon.

In de Codex stonden die Latijnse uitspraken vooraan verklaard, maar ik bladerde door naar de liedjes. Ik had toen al een broertje dood aan instructies. “Read the manual first”zou mijn vrouw vaak herhalen, wanneer ik weer aan iets begon zonder vooraf goed te weten waar ik aan begon. Omdat ik geen geduld had om de instructies te lezen.
Maar ja, ik had geen bijkomende uitleg nodig om ‘Ad fundum’ te begrijpen, en bij ‘ad libitum’ sloeg ik de codex  en mijn ogen snel dicht. Zoiets mocht ik niet lezen van thuis want dat gleed fonetisch langs ‘libido’. Een woordje dat ik al wel kende. Ik zal het misschien met een half oog gelezen hebben, maar de kans is groot dat ik uitgerekend dat half oog gesloten hield.

Wat moest ik met die vreemde zinnen als: “Ad exercitium, sanctissimi salamandris, omnes commilitones qui adsunt surgite!” Het deed me denken aan de oudejaarsavonden bij ons thuis toen ons vader met pint in de hand een Salamander inzette. Hij was praeses geweest, maar van de nonkels had niemand ook in een studentenclub gezeten. Misschien vonden zij ons vader een grote aansteller, maar zegden ze niks omdat ze feest vierden  in zijn huis. Alleen nonkel Albert riep enthousiast “surgimus”.  Hij werd nogal makkelijk begeesterd door mannen die opstonden en de menigte vurig toespraken om vervolgens de algemene leiding op te eisen.

Waarom moesten die studentenrituelen eigenlijk in het Latijn verlopen?
Deden de studenten dat om zich te onderscheiden? Was het een dieventaaltje voor studenten die de Latijnse hadden gedaan en voor dokter of advocaat studeerden?
Die tijd is gelukkig voorbij. Op een enkele wereldvreemde nostalgicus na die Latijn blijft kwaken in de overtuiging dat hij daarmee de slimste van de klas lijkt. Terwijl er niemand op dat moment nog naar zijn woorden luistert, tenzij de journalisten die dat om den brode moeten doen.
Ik goochel liever met woorden in mijn eigen taal. De toehoorders mogen dan wel “stoefer” denken, maar ondertussen hebben ze toch begrepen wat ik wou zeggen.

Mijn kennis van het Latijn beperkt zich trouwens tot mislatijn. Het ‘confiteor Deo omnipotenti’ ken ik nog uit mijn hoofd, hoewel ik ook toen niet wist wat ik zei.
Je hebt die woorden als misdienaar zo vaak afgerammeld dat ze voor eeuwig in je hoofd blijven hangen. Tot je ouder wordt en de betekenis van ‘impotent’ leert kennen. Ons brein is de beste computer die constant naar gelijkenissen zoekt. En dan komt onvermijdelijk dat oude confiteor voorbij en denk je: ‘Oh Christ’. Was dat zelfspot? Zovele eeuwen. Wereldwijd. Dagelijks in zovele missen? Dat kan niet missen.

Misschien rust alles op een historische vergissing. De Romeinen spraken Latijn, maar ook de apostelen zouden het gesproken hebben voor zij de vurige tongen tegenkwamen.

Stel je voor dat het Laatste Avondmaal niet meer was dan een vrolijke en onschuldige studentencantus? Met Jezus als praeses en Judas als cantor, die snel werd weggestuurd omdat hij vals zong? De apostelen waren de commilitones. Vrolijke vrienden die hielden van “Wein und Gesang”. Weib was er nog niet bij. Dus geen commilitoneskes. Laat ons maar denken omdat er toch iemand het huishouden moest doen.

Hief Jezus de beker hoog en zei hij, zoals het een praeses betaamt: “schol, mannen” naar toen vertaald in “prosit Corona” ?
Wie zegt ons dat “Hic est enim Calix Sanguinis Mei”, “dit is mijn bloed” geen fantasie is van een van de apostelen? We weten dat Paulus brieven schreef naar de Korintiërs.
Is het stichtend van te schrijven dat ze weer op de lappen waren geweest?
Hij zou niet de eerste zijn die zijn verhalen kleurt. Ik geef toe dat ik dat ook een beetje doe. Niets is er nieuw onder de zon. Alles keert toch terug. Zo ook Corona.

Dus: “prosit Corona”

HUGO

 

 

Dit bericht is geplaatst in Dagklapper. Bookmark de permalink.